Aardbevingen, aardverschuivingen, vulkaanuitbarstingen, vloedgolven, modderstromen, overstromingen, bosbranden, stormen en cyclonen; Indonesië is uitzonderlijk vatbaar voor natuurrampen. De belangrijkste oorzaak voor dit licht ontvlambare karakter is dat het land precies op de Soendabreuklijn ligt waar de Indo-Australische plaat onder de Euraziatische plaat schuift. Deze breuklijn loopt voor de kust van Sumatra, over Java tot voorbij de Molukken. Indonesië is daarmee onderdeel van de zogeheten ‘Ring of Fire’. Dit is een ringvormig gebied om de Grote Oceaan, die bestaat uit een keten van vulkanen. Hierdoor worden aardbevingen, vloedgolven en vulkanisme veroorzaakt.
In Indonesië zijn maar liefst 400 vulkanen, waarvan 130 actieve. Daarvan behoren de Toba, de Tambora en de Krakatau tot de gevaarlijkste vulkanen op aarde. De uitbarstingen van deze vulkanen zijn zo krachtig, dat de temperatuur op aarde in het verleden een paar graden daalde door de enorme zonsverduistering die de asdeeltjes en aswolken tot gevolg hebben. Ook de Javaanse Merapi vormt een serieuze bedreiging voor de gemeenschappen in haar directe omgeving. De laatste zware aardbeving in de buurt van Jakarta vond plaats in september 2009 met een kracht van van 7.7 op de schaal van Richter. Gebouwen zwaaiden heen en weer en serviezen vielen uit de keukenkastjes. Ook als er in de nabije omgeving zeebevingen plaatsvinden, schudt Jakarta op haar grondvesten. Bovendien gaan aardbevingen in de buurt van water, vaak met vernietigende tsunami’s gepaard.
Echte natuurrampen zijn niet te voorkomen. Wel is het soms mogelijk de meest extreme gevolgen te beperken door goede voorlichting en risicobeperkende maatregelen. Daartoe moet eerst in kaart gebracht worden welke gebieden het meeste risico lopen. De tweede vraag is vast te stellen welke van deze gebieden het meest dicht bevolkt zijn. Op die plekken waar veel mensen wonen en waar de kans op rampen het grootst is, bestaat immers het grootste risico op grote aantallen slachtoffers. In de derde plaats bepaalt de aard van de dreiging watvoor maatregelen nodig zijn, zoals evacuaties, het bouwen van aardbeving bestendige huizen en gebouwen, de aanplant van mangroves in regio’s die vatbaar zijn voor tsunamis’s of het aanleggen van waterkeringen om de stijgende zeespiegel of de dalende bodem van steden als Jakarta of Semarang te compenseren.
Natuurkrachten betekenen niet alleen maar rampspoed. Sterker nog, de bevolkingsdichtheid van Java kan worden verklaard uit het feit dat hier de meeste actieve vulkanen te vinden zijn, waarop door de eeuwen heen het meeste voedsel was te vinden. Door het vulkanisme is de bodem van veel Indonesische eilanden zeer vruchtbaar. In combinatie met de hoge temperaturen en de veelvuldige regenval maakt dat een hoge landbouwopbrengst en hoge bevolkingsdichtheid mogelijk. Ook de prachtige kleuren van kratermeren, lavastromen by night en de mysterieuze dampen die uit kraters kringelen, vormen voor veel mensen een oneindige bron van inspiratie.
Voor Indonesiërs is het terugkerende karakter van natuurverschijnselen zo belangrijk, dat grote delen van de geschiedschrijving gebaseerd zijn op de herinneringen aan belangrijke uitbarstingen. Ook in de koloniale tijd hebben er verschillende natuurrampen plaats gevonden, zoals de aardbeving in Semarang in 1867, de uitbarsting van de Merapi in 1872, de uitbarsting van de Krakatau in 1883, de uitbarsting van de Kloet in 1901 en de uitbarsting van de Merapi in 1930. Kranten uit die tijd doen daar verslag van, waarbij opvalt dat grote vulkaanuitbarstingen meer aandacht krijgen dan de jaarlijks terugkerende overstromingen. Interessant aan berichten uit die tijd is te lezen hoe men omging met de gevolgen van een ramp: sommigen zien de crisis als een situatie waarin de rampzalige gevolgen zo veel mogelijk beperkt moeten worden, terwijl anderen de crisis als een kans zien om te gaan vissen (bij een overstroming) of om te gaan planten (na een vulkaanuitbarsting). Hieruit blijkt dan ook dat een natuurverschijnsel niet noodzakelijk een ramp hoeft te zijn, maar dat de daadwerkelijke gevolgen voor de lokale bevolking bepalen of er sprake is van een ramp of simpelweg van een natuurkundig fenomeen.
Het is niet verwonderlijk dat de enorme impact van natuurverschijnselen in Indonesië veelvuldig is verklaard als een interventie van de goden. Zo vindt nu nog vindt elk jaar het Yadya Kasadhafestival plaats, waarbij fruit, rijst, geiten, kippen, geld en andere offergaven in de vulkanische krater van de Bromo worden gegooid, omdat zich daarin het paleis van de hindoegod Brahma zou bevinden. De dorpelingen hopen hiermee de god gunstig te stemmen, opdat hij hen geluk en gezondheid zal schenken. Rondom het festival wordt daarbij het verhaal ‘Het offer van Kusomo’ verteld. Dit gaat over een ouder echtpaar dat na jarenlange gebeden aan de god Brahma een zoon krijgt, genaamd Kusomo. Zodra deze zoon 10 jaar is, verschijnt de zoon van Brahma aan het echtpaar die hen vraagt het grootst denkbare offer te geveb: ze moeten hun geliefde zoon offeren in de vulkaan. Echter, zodra zij daar aankomen en bereid zijn hun zoon te offeren, klinkt een stem uit de krater die hen toestaat hun zoon weer mee terug te nemen.
Wie net als ik gefascineerd is door vulkanen, raad ik aan een kijkje te nemen op www.javalava.org Deze vrijwilligersorganisatie organiseert elke maand een beklimming van een vulkaan, waarbij belangstellenden zich voor een zacht prijsje kunnen aansluiten.
Comments