In 2010 was ik in Baalbek, een stad in de Bekaavallei in Libanon, die aanvankelijk bekend stond om haar tempel voor de zon, gebouwd door de Feniciërs, overgenomen door de Oude Grieken en tot bloei gebracht door de Romeinen. De Romeinen maakten er de tempel van Jupiter van en bouwden er een tempel voor Venus, godin van de liefde, en voor Bacchus, de god van de losbandigheid, naast. Het was een verrassend lieflijke plek, die veel vrede en een diepe verbondenheid met de omgeving uitstraalde. Verrassend, omdat we op de weg naar Baalbek taferelen hadden gezien van rumoerige begrafenissenstoeten en lange rijen posters met in het zwart geklede en streng kijkende sjiitische leiders in die regio. Aan de muren bij de ingang van het tempelcomplex hing een grote foto van Jeruzalem met een vizier erop en de toelichting dat dat met de grond gelijk gemaakt zou worden. Tijdens indringende gesprekken in de auto met één van de studenten uit Beirut, waarbij ik om tekst en uitleg vroeg over dat wat we zagen en hoorden, zei die dat het de bedoeling was Israël 10 jaar later met de grond gelijk te maken. Zijn vader was een gepensioneerde generaal uit het Libanese leger geweest en het was duidelijk dat zijn versie slechts één van de vele lenzen was waardoor er naar de spanningen in de regio werd gekeken.
Een paar dagen later liep ik met een orthodox-christelijke student door het – na de oorlog met Israël in 2006 - geheel herbouwde stadscentrum van Beirut. We zagen een schattig badpakje hangen met ingebouwde drijfkurkjes. Ik zei dat ik dat wel leuk vond voor mijn destijds 1-jarige dochter. Hij keek me verschrikt aan en vroeg: ‘Zijn dat geen ingebouwde bommetjes?’, waarmee ik een inkijkje kreeg in het referentiekader dat er in zijn hoofd leefde. Hij zei ook dat de feesten in Beirut legendarisch waren, omdat de mensen gewend waren het leven volledig te vieren, omdat ze nooit wisten hoe lang het nog zou duren. Ik heb een paar keer zo’n feest mee mogen maken en dat was zeer de moeite waard.
Aan het eind van die dag haalde ik mijn vader op bij de universiteit en moest ik nog even wachten tot hij klaar was met de begeleiding van een studente, van druzische afkomst deze keer. Ik was trots te zien hoe hij rustig tijd en aandacht aan haar besteedde om te adviseren bij het schrijven van haar scriptie. Na afloop sprak ik met een soennitische collega en ’s avonds in de haven – die in 2020 voor een groot deel ontplofte – aten we met studenten en collega’s uit de vele verschillende delen van de samenleving. Door deze ervaringen zag ik hoe in internationale colleges de verschillende bevolkingsgroepen samen werkten en leerden. De diversiteit van de mensen in Libanon is in potentie net zo kleurrijk als de Romeinse mozaïeken in de tempel van Jupiter.
Deze korte reis in de zomer van 2010 deed me door de kleuren, de geuren, de mensen, het eten en de natuur, steeds denken aan ons eerdere bezoek aan Israël in 1999. Het is zo pijnlijk en volstrekt onnodig te constateren dat landen en mensen die in essentie zoveel op elkaar lijken, elkaar zoveel kunnen leren en dat eeuwenlang ook gedaan hebben, elkaar het leven volstrekt onmogelijk maken. Met pijn in mijn hart luister ik de berichten af van lieve vrienden in Libanon die zich nu opnieuw grote zorgen maken over de veiligheid en toekomst van hun kinderen. Ik zie en hoor de weerzinwekkende beelden en verhalen uit Gaza en ik ken ook de pijn van mensen in Israël die met een levensgroot trauma in hun lijf alleen nog lijken te denken dat verdere destructie het antwoord is op al dat lijden. Bizar genoeg delen al deze mensen een vergelijkbare pijn, namelijk de existentiële angst om uitgeroeid te worden. Een angst die over en weer gevoed wordt door propaganda, grof geweld en ongewenste allianties.
In 2014 reisde ik opnieuw naar Libanon en ditmaal ook Jordanië voor werkbezoeken aan onder meer Warchild, UNICEF, UNFPA en UNHCR. De Syrische burgeroorlog was inmiddels uitgebroken en Libanon was toen nog een relatief veilige toevluchtshaven voor vluchtelingen uit Syrië. Ik hoorde de meest gruwelijke verhalen van vrouwen en kinderen die net de grens over waren gestoken en die vertelden over verkrachtingen, verbrandingen en bombardementen. Ik kon er moeilijk van slapen en probeerde de overtollige adrenaline af te voeren door te schrijven en te sporten. De verhalen staan nog in mijn geheugen gegrift en ik maak me zorgen over de toekomst van alle mensen in deze zo prachtige, saamhorende en diverse regio. Ik ken de geschiedenis, ik weet van de culturele en religieuze scheidslijnen, ik volg het nieuws – al decennia – en ik hoor de oorlogstaal uit de monden van zichzelf overschreeuwende wereldleiders. Deze regio staat onder hoogspanning. Chaos en anarchie vormen een voedingsbodem voor verdere escalatie en vergelding. Juist daarom wil ik nogmaals onderstrepen dat geweld en militair ingrijpen niet de manier is om de heilige plekken temidden van al die culturen, de bakermat van de grote religies met hun eeuwenoude wijsheden en verhalen en bovenal het leven van al die mensen vol dromen en verlangens te eren. Zet op alle mogelijke manieren in op de-escalatie, op het neerleggen van de ego’s en de wapens, door de pijn van generaties vol trauma’s te voelen, elkaar de hand te reiken en het gesprek te voeren. Er is altijd een weg terug naar vrede, zelfs als dat verder verwijderd lijkt dan ooit. Vrede zoals voelbaar in de tempel van de zon. En als zelfs die tempel van de zon er onverhoopt niet meer is, zijn er altijd nog de echte zon en de maan, die dwars door alle scheidslijnen heen, de mensen en landen verlichten waar ze hun stralen over uitspreiden.
Comentários